In voorjaar en zomer veranderen de oorlogsgraven van de Heldenbegraafplaats in Lviv in evenzoveel bloeiende tuinen. Ieder graf zoemt van leven, moeders en echtgenotes zeulen met zakken tuinaarde en vijfliterflessen water om de bloemen op de lichamen van hun geliefden tot bloei te brengen.
Nu is het winter en liggen er snijbloemen op de graven, soms in beslagen cellofaan. De vrouwen houden de grafkaarsen brandend; alleen de gewijde handelingen blijven over, de verbeten rituelen waarmee ze hun kind of echtgenoot vertellen over het gemis.
Hier is de dood een vaste gast, bijna elke dag meldt hij zich om halfnegen, halftwaalf en soms ook nog ’s middags tegen vijven. Dan komen de lijkwagens voorrijden na hun vaste route door de oude stad, behangen met vlaggen en begeleid door treurmarsen en religieuze hymnen. Sommige mensen sluiten de ramen als de rouwstoet passeert, anderen staken hun bezigheden tot hij voorbij is.
Soms vervoert een lijkwagen de resten van meerdere soldaten tegelijk. Wat er van ze over is, van de besten van het land, de stad. Niemand blijft op het slagveld achter, zegt in Kharkiv de commandant van een evacuatieteam, niemand. Soms is het pas na maanden veilig genoeg om hun stoffelijke resten op te halen, uit de zone waar de vossen en de jakhalzen feest vieren.
about:blankhttps://acdn.adnxs.com/dmp/async_usersync.html
Boven de graven drijft de alcoholgeur van fenol. Haastig steken Oekraïens-orthodoxe priesters het plein over als de auto’s arriveren, en schikken hun kazuifels.
Is de dode toonbaar en is zijn kist bij de plechtigheden geopend, dan hangen de kinderen over de rand en kijken met onbegrepen opwinding naar de domme dood die hun bewegingloze, onherkenbare vader overmande, en realiseren zich niet dat dit het laatste is wat ze ooit van hem zullen zien.
Na de herderlijke woorden en de saluutschoten wordt de kist op de schouders genomen door zes mannen van zijn eenheid. Dof slaat de trom de maat voor de marche funèbre. De menigte zinkt ruisend door de knieën. Voorop gaan priesters en militairen met een Oekraïense vlag, een groot kruis en een foto van de dode. Ongemakkelijk lopen de dragers daarachter in de pas, steeds moeten ze een tel inhouden voor de volgende stap.
Heuvelopwaarts strekken zich de brede rijen oorlogsgraven uit. Haast elk seizoen een nieuwe rij. Vlaggen klapperen in de wind, de oudste foto’s op de kruisen verbleken alweer.
Achter de kist loopt een moeder met haar twee zoontjes. Kermend stijgt haar verdriet uit boven het slepende koper en de zware trom. De mollige zoontjes kijken een beetje ongemakkelijk naar hun moeder op, het verdriet komt met geluiden die ze nog niet van haar kenden. Zwijgend volgt de lange rouwstoet over de paden tussen de graven.
Marian Romanovich Luchkov, 21.9.1987 – 25.1.2025.
Een marinier, vier dagen dood. Gesneuveld op de dag dat we uit Enschede vertrokken met het zevende konvooi van Protect Ukraine en nu al begraven.
Wat zullen zijn zoontjes zich herinneren van deze dag – het doffe ploffen van de scheppen aarde op zijn kist, het rood behuilde gezicht van hun moeder, misschien de duiven die opvlogen bij het eresaluut, en dat zal alles zijn.