Kunnen schrijvers zich ooit beperken tot het veilig inkaderen van gebeurtenissen, of worden zij, in de diepe stilte van een wereld in brand, gedwongen om zichzelf opnieuw uit te vinden – als actieve deelnemers, als medestrijders in een oorlog die hun meer vraagt dan woorden alleen?
Jaap Scholten en Tommy Wieringa brengen militaire hulp naar Oekraïne. Daarmee helpen de twee schrijvers ook zichzelf: weg uit de rust van eigen land, het lamme, knagende gevoel afschudden nutteloze ‘pennenlikkers’ te zijn. Het is gevaarlijk én keihard nodig. Aan welke kant van de geschiedenis wil je staan?
Scholten woont in Hongarije; op dag één van de Russische aanval op Kyiv reed hij al de grens over. Hij richtte Protect Ukraine op en brengt helmen, verband, medicijnen, ziekenhuisspullen en keflarvesten. In 2022 schreef hij erover in ‘Drie zakken dameskleding, twee cakes Kyiv en een sniper’. Nu volgt reisgenoot Wieringa, met Konvooi, slagveldberichten, reisverslag en lofzang op de Oekraïense vrijheidsdrang: hij verloor al eerder zijn hart aan de steppen, zijn roman Nirwana speelt zich er deels af en hijzelf is er tot ‘honorair kozak’ geslagen. Daarin zit het woord ‘eer’, een kernbegrip dat in Nederland node wordt gemist, vraag maar aan onze tolken en helpers in Afghanistan.
Polen is bezig Groot-Brittannië in te halen
Oekraïne vecht nu voor de vrijheid en de toekomst van Europa, en de komende jaren komt de oorlog naar ons toe. Dit boek helpt je nadenken over leven en dood, over wat je zelf gaat doen. Want iets moet je wel doen. Het kan immers niet altijd van één kant komen. De twee reizende schrijvers zien de Russische terreur van nabij, tweemaal bezoeken ze het drone- team van de eerste noordelijke tankbrigade, spullen en terreinauto’s afleverend in Dnipro en Kyiv: ze namen afscheid als vrienden. Dat heb ik nét gelezen, in ‘Konvooi. Reizen naar een land in oorlog’ (Bezige Bij, 2024), en vervolgens lees ik op 21 november dat diezelfde manschappen in Koersk in Russische handen zijn gevallen. ‘Ze moesten zich uitkleden op hun onderbroek en sokken na, op de grond gaan liggen en kregen een nekschot.’ Dat schrijft Jaap Scholten, in een opiniestuk in Het Financieel Dagblad.
De oorlog heeft de reisverslagen ingehaald, er is niet tegen op te schrijven. Rusland kent geen grenzen. Wat er op ons afkomt, is een omgevallen inktpot, schrijft Scholten: de zwarte inkt zal stromen naar waar hij maar naartoe kan stromen. Maandag won in Roemenië een pro-Russische kandidaat een voorronde van de verkiezingen, als uit het niets. En ook ons eigen leven kan ernstig ontwricht raken, al beseffen we dat nog niet. Wat, als het echt moeilijk wordt? En de stroom uitvalt? Hebt u al een noodpakket in huis? Wij wel.
De Russische terreur brengt in Oekraïners het beste naar boven. Ook over de Polen gaat het verhaal dat die het beste presteren bij tegendruk en vijandschap: op het hoornsignaal van de cavalerie rijzen ze op als één man. Maar in vredestijd raken ze hopeloos verdeeld, zie de uitdrukking ‘een Poolse landdag’, voor kakofonie en chaos.
Tenminste, zo wás het. Maar de laatste jaren klimt Polen juist wél uit het dal van de geschiedenis. En hoe. Het is nu een militaire reus en hoeksteen van Europa, de economie groeit belachelijk hard en onze Poolse arbeidsmigranten blijven weg, in Polen is nu werk genoeg. In 2030 kan Polen Groot-Brittannië inhalen als economische grootmacht. Tegenstand en verdrukking hebben gelukkig niet altijd het laatste woord.
Oekraïne was ‘een land dat amper bestond’
In Oekraïne groeide in elf jaar oorlog een natiebesef. Dat was er eerst niet, lees ik in ‘Een land dat maar niet wil lukken’ (2015) van Fleur de Weerd. Zij leerde Oekraïne kennen als een land dat amper bestond, vol bizarre mensen, die er ‘eigenlijk’ niet wilden wonen. De oorlog maakte onvermoede krachten los. Zonder oorlog was het een land vol anarchisten, mét oorlog een sterke, jonge natie – al zijn er ook genoeg die cynisch afhaken. De prijs is dan ook onmenselijk; invaliden bevolken de straten. Tegelijk onthult filmmaker Juri Rechinsky, in ‘Dear Beautiful Beloved’ (nu op het IDFA in Amsterdam), een complexe, goed functionerende zorgstructuur: vrijwilligers zetten zich tomeloos in en rijden dwars door het land om slachtoffers respectvol te bergen, zorgvuldig hun spullen bewarend en noterend. Burgers helpen elkaar, vangen ontheemden op, evacueren ouderen, helpen ontredderde bejaarden zich thuis te voelen in de kale opvanghuizen. Ook bittere tijden kennen lichtpuntjes.
In 2015 en 2018, op reportage in de West-Oekraïense stad Lviv, sprak ik met soldaten op verlof. ‘Iemand moet nu eenmaal het vechten doen’, zei een jonge vader tegen me. Het klonk gelaten, maar ook sterk. Piekeren was niet zijn ding. Petro liet een foto van zijn zoontje zien. Hij en zijn maten deelden mails en 06-nummers. We zaten op bankjes in het park, soldaten op krukken collecteerden voor een betere uitrusting. Toen al. Ik hoorde nooit meer iets van ze en vreesde het ergste. Tot mijn verbijstering nam een van hen onlangs weer contact op, daarover later meer.
Kan Rusland ooit veranderen?
In Wieringa’s roman Nirwana speelt de SS-brigade Wiking een rol, daar vochten Nederlanders in mee. Zij schrokken van het beestachtige gedrag van de Sovjets. Wat zegt dat over de Russen? Konvooi ontneemt je de hoop dat zij ooit nog veranderen: Russen zijn bereid te sterven voor niks. Omdat ze leven voor niks en nergens in geloven. Hun geschiedenis lijkt een doem, een ijzeren wiel, een dommekracht. Ik hoop dat die weergave te somber is, maar vrees van niet.
Reizen naar een land in oorlog zorgt ook voor adrenaline. En het overstelpend weidse landschap wekt een romantische vrijheidsdrang. Wieringa maakt tijd om af te zakken naar het dorpje waar in 1894 de grote schrijver Joseph Roth is geboren, hij schroeft er een plaquette in de muur als eerbetoon, in het Duits, Engels, Oekraïens en Jiddisch.
Ook bezoeken ze bloedige lazaretten vol ‘halve mensen’ en natte ruïnes: het gezicht van oorlog: afstomping, uitputting, snel sterven en bloedverlies. Ik zou soms snakken naar kloosters, kerken, liturgie, vieringen, als ik hen was – en de hang daarnaar was Wieringa niet altijd vreemd. Nu, in Konvooi, komt hij er minder aan toe; of de kerk ligt in puin en is ondermijnd, zoals in Loekashivka. De dood van een geliefd gebouw ‘snijdt soms net zo door de ziel als die van een naaste’.
Dit is hun tachtigjarige oorlog
Een slagveld is ook altijd een ouder slagveld, er zit veel ijzer in de lucht en in de grond. En deze geschiedenis gebeurt nú, nú, nú!, terwijl je dit leest. Ouders, echtgenotes en kinderen rouwen bij verse graven in Lviv. Ook dat snijdt door de ziel. Sterven voor zoiets abstracts als de natie, heeft dat zin? Dankzij het Kremlin hoeft Oekraine er niet over te piekeren: de pletwals van wreedheid is te groot, je móét handelen. Geen tijd om na te denken.
In Yahidne bezochten Scholten en Wieringa
de kelder onder de school waar 350 mensen een maand waren gegijzeld door Russen, in de winter. ‘In de muur stond gekrast hoeveel kinderen er zaten, de namen van de mensen die stierven door kou of uitputting (acht) en de na- men van de mensen die door de Russen werden gedood (tien). Het sadistische universum waarin het Oekraïense volk leeft, duurt al meer dan duizend dagen. Het is bovenmenselijk hoe zij standhouden’ (Scholten in het FD, 21 november).
De inwoners van de Lage Landen deden er tachtig jaar over om op een volk te gaan lijken, met dank aan de Spaanse furie, de hertog van Alva, de geuzen, de brandstapels en, niet in de laatste plaats, de belastingen. De Oekraïners schakelen duidelijk sneller, met twee volksopstanden tegen corrupte politici. ‘Je zou kunnen zeggen dat de oorlog de Oekraïners in zeker opzicht goed heeft gedaan’, schreef De Weerd in 2015. Mits er straks nog een land is, en huizen om in te wonen. ‘Mijn God’, wil je Willem van Oranje nazeggen, ‘ontferm u over ons en over dit arme volk.’
Als tegendruk verdwijnt, kan een volk ook weer ontrafelen, uit elkaar vallen, in zichzelf verstrikt raken. Zo vergaat het Nederland. Sommige politici gedragen zich als gillende keukenmeiden: de ene keer gaat de zon weer op in dit land, maar even later zijn we ineens weer Gaza. Holle woorden, diepteverlies, betekenisvrees, van mensen die geen innerlijke stilte meer kennen. Anderen neerpratend, laten ze zich telkens afleiden, van onze strijd tegen armoede, vervuiling, de drugsmaffia en de Russen.
Als Wieringa en Scholten op werkbezoek gaan naar het parlement, met een Oekraïense vriend mee, loopt Thierry Baudet rood aan en roept tegen die Oekraïner, dat diens land niet bestaat.
In Gaza, dáár weten ze pas wat Gaza is. In Oekraïne, dáár weten ze pas hoe het voelt, als de zon weer opgaat. Over goede en slechte mensen, natte uniformen, modder en verse doden. En in Lviv weten ze het ook: ‘Iemand moet er nu eenmaal vechten.’ Dat is Petro’s ultieme understatement, het tegenovergestelde van jezelf overschreeuwen, zoals Nederlanders zo snel doen.
Contrast met de ijzervreters
Onze verdeeldheid speelt Poetin in de kaart. Of bewijst hij ons een wrange dienst? Ik hoop dan maar dat meer hybride oorlog, computerhacks, doorgesneden kabels, black-outs, laster en hindermacht vanuit het Kremlin ons weer samen brengen. Dat het ons sterker maakt. Duizenden Nederlanders helpen nu ook al Oekraïners. Maar om op te staan als de geschiedenis je roept, kunnen we wat van die Oekraïense levensdrift en vrijheidsdrang gebruiken, leert Konvooi. Je moet er een beetje Oekraïner voor willen zijn, een beetje gek. Anders red je het sowieso niet. Je moet kunnen walgen, van eer- verlies, van onze verkleefdheid aan gemak. In de metro van Kyiv stond een oudere dame te schuilen voor de bommen. Vol vuur droeg ze de mensen om haar heen haar gedichten voor, pas geschreven. Dát is Oekraïne. Slava Ukraina!
Wat doe je zonder stroom in huis?
De nieuwe EO-documentaire ‘Black-out’, terug te zien via NPO, laat zien wat er gebeurt als de stroomvoorziening in drie provincies plat ligt.
Dan heb je eten en drinken nodig, medische middelen, een radio op batterijen, kaarsen. Opgelucht keken wij elkaar aan: ik kreeg voor mijn verjaardag alvast zo’n noodpakket. Ja, romantiek is ons niet vreemd, evenmin als hamsteren. We zijn voorbereid.
Wat staat je nog meer te doen? Steun Protect Ukraine (protectukraine.nl), dat is een kwestie van eer, het goede doen en zelfverdediging; we móéten het nu zelf doen, Amerika haakt af. Als je niks doet en blijft toekijken, word je een speelbal. Dan verliezen je dagen aan betekenis en mors je met tijd. En de oorlog komt sowieso naar je toe.
Als om dat te onderstrepen, krijg ik een e-mail vanaf het front bij Charkiv. Het is van Petro, de jonge vader die ik in 2015 voor het laatst sprak. Mijn hart maakt een sprong. Hij leeft nog, meldt hij droog. ‘Still on duty, it is almost ten years now.’ Hoe is dit mogelijk? Ik had hem genoemd in een column. Iemand met militaire contacten moet dat gelezen hebben, dat kan verklaren hoe hij van zich laat horen – na négen jaar! Of, dat kan ook, hij las het zelf online en vertaalde het met Google Translate.
‘I am glad you remember me, my friend’, schrijft hij. ‘Yes, I know, all of you stand by our side.’ Laconiek, grimmig-berustend, taakgericht. Net als in 2015. Ik ben klaarwakker en bij de les: het is alsof Oekraïne mij roept. Met Kerst zal ik denken aan Petro, zijn gezin en zijn collega’s. ‘Het is een illusie’, schrijft Scholten, ‘te denken dat het zwarte Russische rijk uit zichzelf zal stoppen met uitdijen.’ ■